Israël was als volk bij de uittocht uit Egypte nog maar nauwelijks “geboren” of het gaf zich al over aan afgoderij. Aäron liet zich door het volk vermurwen en maakte een gouden kalf. Hij stelde deze voor als Jehovah, de God Die het volk uit Egypte had uitgeleid. Het volk maakten zich dus een eigen beeld van God. Jeróbeam, de eerste koning van Israël (de 10 stammen), na de splitsing van het rijk in 2- en 10 stammen, deed precies hetzelfde. Hij maakte twee gouden kalveren. Hij plaatste er één in Dan in het noorden en de andere in Beth-El. Daar kreeg Jakob zijn droom over de ladder naar de hemel.
Jeróbeam maakte die gouden kalveren om politieke redenen. Door de splitsing van het rijk waren de 10 stammen afgesneden van de tempeldienst in Jeruzalem. Hij was bang dat zijn volk, om toch te kunnen offeren, naar Jeruzalem zou gaan en zich onder het gezag van de koning van Juda (Rehábeam) zou laten stellen, waarbij zij Jeróbeam zouden doden. Vandaar dat hij die twee gouden kalveren liet maken, om zo het volk gelegenheid tot offeren te geven. Ook Jeróbeam stelde die twee gouden kalveren voor aan het volk als de goden die hen uit het land Egypte geleid hadden, precies zoals Aäron toentertijd gedaan had.
Aanvulling van Barth van Dijk
De laatste Bijbelcontactdag in Apeldoorn ging over Jeróbeam en de twee profeten, de geschiedenis uit 1 Koningen 13. Wat mij betreft bijzonder interessant, want veel typologie en daar hou ik nu eenmaal van. Typologie geeft toch een extra dimensie, verdieping, aan het Woord van God.
Jerobeam en de twee profeten
Jerobeam en de twee profeten