Voor een goed begrip van onderstaande verzen is het handig om eerst Romeinen 1 vanaf vers 16 te lezen.
Romeinen 2 : 1
1 Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen.
2 En wij weten dat het oordeel Gods naar waarheid is, over degenen, die zulke dingen doen.
3 En denkt gij dit, o mens, die oordeelt degenen, die zulke dingen doen, en dezelve doet, dat gij het oordeel Gods zult ontvlieden?
Ongetwijfeld zullen degenen die oordelen zeggen: “Alles goed en wel, maar dit gaat niet over mij. Ik doe al die dingen niet die in de laatste verzen van hoofdstuk 1 staan. Ik geloof immers in God en ga elke zondag naar de kerk. Daarnaast doe ik nog allerlei andere dingen in de gemeente en houd me uit dankbaarheid zo goed mogelijk aan de wet. En ik zal het al helemaal niet in m’n hoofd halen overspel te plegen. Dat heeft God namelijk streng verboden”.
Kennelijk zijn degenen die hier oordelen gelovigen en zij die al die erge dingen doen ongelovigen. De ongelovigen zijn degenen die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden (1 : 18). Zij hebben, hoewel ze God kennen, Hem niet als God verheerlijkt of gedankt (vers 21). Zij gaven zich uit voor wijzen, maar zijn dwaas geworden (vers 22). Zij hebben de heerlijkheid van de onverderfelijke God veranderd in het beeld van een verderfelijk mens en van gevogelte en van viervoetige en kruipende dieren (vers 23). …
Oordelen