A. Klein Haneveld
0

Thessalonicenzen – 88

Thessalonicenzen. Studie nr. 88 uit de serie “De gedachte is …”

1 Thessalonicenzen 4 : 9 en 5 : 1

Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve; want gij zelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben.

Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijve.

Niet van node

De apostel Paulus was kort voor het schrijven van deze twee Brieven bij de “broeders” (= mede-erfgenamen in Christus) te Thessalonica. Hij moet daar het Plan Gods, het praktische leven (“broederlijke liefde”) van gelovigen, het staan blijven in Zijn Woord, en de toekomstverwachting van de gelovigen op weg naar heerlijkheid besproken hebben. Daarom schrijft de Apostel enkele malen dat “niet van node” is om over een bepaald onderwerp te spreken en te schrijven. En toch doet hij dat wel, zij het vaak kort, ter herinnering aan wat besproken was. Dat is voor alle gelovigen die deze brieven daarna gelezen en bestudeerd hebben tot nut.

Dit is de wil van God, uw heiligmaking

Er valt veel te leren uit deze Gemeentelijke Brieven van Paulus. Bijvoorbeeld wat het doel is van tot geloof komen in Christus: “Want dit is de wil van God, uw heiligmaking …” (4 : 3) Dat is het eigenlijke onderwerp van de Brief. 

De toekomst van de Gemeente

Het meest bekend zijn de Brieven aan de Thessalonicenzen vanwege wat er geschreven wordt over “de toekomst van de Gemeente”, specifieker over “de opname van de Gemeente”. (4 : 17) De kwestie hoe het zit met “die levend overblijven tot de toekomst des Heeren” én degenen “die ontslapen zijn”, komt aan de orde. Paulus schrijft dat hij niet wil dat zij – en wij dus ook niet – onwetend zijn over dit onderwerp. Hij legt in de laatste verzen van hoofdstuk 4 kort uit hoe het zit.

Vervolgens blijkt in hoofdstuk 5 dat men het e.e.a. over “de tijden en de gelegenheden”, met name die rondom “de dag des Heeren”, blijkbaar al weet, omdat men juist níet in de “duisternis” verkeert. Zij wisten ervan, want van groot belang is dat een gelovige weet hoe de toekomst eruit ziet. Wat wij te verwachten hebben.

Alsof de dag des Heeren al begonnen zou zijn

De gelovigen in Thessalonica blijken “verdrukt te worden”, door “de verzoeker”. Zij waren “verschrikt”, “verleid”, “alsof de dag des Heeren al begonnen zou zijn.” De tegenstander heeft daar belang bij, zodat gelovigen niet “de opname van de Gemeente” verwachten. Ook dit onderwerp moet de Apostel tijdens zijn verblijf uitgelegd hebben.

Het zou ”niet van node” moeten zijn om dat alsnog te doen, maar hij doet het toch, al is het “in telegramstijl”, zodat het niet meer vergeten zou worden. Paulus schrijft dat eerst de “mens der zonde” geopenbaard moet worden. Dat is toen – en nu – nog niet gebeurd. En dan schrijft Paulus: “En wat hem nú wederhoudt weet gij”. 

Gelovigen zien uit naar Zijn wederkomst

In de korte tijd dat Paulus in Thessalonica geweest is, heeft hij verteld op welke wijze onze bedeling eindigt en hoe de volgende begint. Dus niet alleen over dat de Here Jezus zal wederkomen, maar ook over de bijbehorende omstandigheden. De Evangelie-prediking zou namelijk niet alleen maar gaan over het lijden, de dood en opstanding van Christus, maar wel degelijk ook over Zijn wederkomst. Daar zouden de gelovigen in de komende 2000 jaar naar uitzien, als levende hoop.

Dat de apostelen in hun prediking en Brieven het steeds hebben over de wederkomst van Christus, wil niet zeggen dat ze dat elke dag verwachtten, al deden ze dat misschien. Het speelt geen rol van enige betekenis. Het wil zeggen dat hun verwachting daarop gericht was. Dat was hun zalige hoop. “Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus. “ (Titus 2 : 13)


Deze studie is beschikbaar als gratis PDF – Wire-O ingebonden op papier kan via de printshop (bijv. onlyprint.nl)


Thessalonicenzen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *