De komende wereldcrisis – Gods antwoord op de rebellie der volken
Psalm 2
I
- Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?
- De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en tegen Zijn Gezalfde, [zeggende]:
- Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen.
II
- Die in den hemel woont, zal lachen; de Heere zal hen bespotten.
- Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.
- Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.
III
- Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
- Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.
- Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.
IV
- Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde!
- Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving.
- Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij [op] den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.
1. INLEIDING OVER HET BOEK DER PSALMEN
Enige algemene opmerkingen
De Hebreeuwse Bijbel bestaat uit drie delen: 1) de Wet, 2) de Profeten en 3) de Schriften. Het Boek der Psalmen vormt het begin van het derde deel. Onze Heiland noemde deze drie delen in Lukas 24 : 44: “Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, als Ik nog bij u was, namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in (1) de Wet van Mozes en (2) de Profeten en (3) de Psalmen“.
In onze Bijbel neemt het Boek der Psalmen de centrale plaats in; het staat vóór de Profetische Boeken. We zouden dit Psalmen-boek dus kunnen vergelijken met een hoge berg, van welks top wij een prachtig uitzicht hebben naar alle richtingen.
Het boek bevat 150 lofliederen, gebeden en beschrijvingen van alle mogelijke menselijke ervaringen.
De geïnspireerde schrijvers
De personen, die door de Heilige Geest werden uitgekozen, om deze wonderbare liederen te schrijven, zijn niet alle met name bekend. Vele Psalmen werden geschreven door David, andere door Asaf, de kinderen Korachs, één door Mozes en waarschijnlijk twee door Salomo. Maar van menige Psalm is de naam van het menselijk instrument onbekend.
Boek van godsvrucht en aanbidding
Wij mogen wel aannemen, dat de Psalmen het meest-bekende en meest-gelezen deel van de Oud-testamentische geschriften zijn. In de Joodse synagogen worden ze veelvuldig gebruikt in het ritueel. Vrome Joden, die vóór Christus geleefd hebben, moeten dat Boek gebruikt hebben als het Boek van hun godsvrucht en aanbidding; zij hebben uit deze gezegende liederenschat nieuwe hoop en kracht voor hun geloof geput. Zonder twijfel is dat het geval geweest met alle godvrezende Joden, speciaal in tijden van bittere en wrede vervolgingen, die over hen kwamen. De gebeden om bevrijding werden door vele generaties weeklagend gezongen. Dit zal straks nog meer het geval zijn, als namelijk voor de zonen van Jakob de donkere en verschrikkelijke periode van de “Grote Verdrukking” aanbreekt, waaruit God hen uiteindelijk zal verlossen. (Jeremia 30 : 3)
De christelijke kerk heeft de Psalmen door de eeuwen heen eveneens op grote schaal gebruikt. Zij worden gevonden in de gebedenboeken en liturgieën van het ritualistisch christendom. Ook in onze tijd worden zij veel gelezen, gezongen en geliefd door Gods kinderen, omdat zij zoveel troost en steun geven; en vooral ook, omdat zij dikwijls op zulk een treffende wijze de gevoelens en de ervaringen van het menselijk hart in alle omstandigheden van het leven weergeven. Het lezen van de Psalmen brengt in de gelovige een geest van toewijding en aanbidding, een besef van afhankelijkheid van God teweeg.
Vele aanhalingen in het Nieuwe Testament
De grote betekenis van het Boek der Psalmen blijkt vooral uit het veelvuldig gebruik, dat ervan gemaakt wordt in het Nieuwe Testament. Onze Here en de Heilige Geest halen meer verzen uit de Psalmen aan, dan uit enig ander deel van het Oude Testament. De Here Jezus Christus gebruikte de Psalmen in Zijn publieke dienst.
Hij legde de twist-zoekende Farizeeën het zwijgen op, door hen een vraag te stellen uit Psalm 110.
Hoogstwaarschijnlijk stortte Hij in de nachten van gebed Zijn hart voor God uit in de taal der Psalmen.
Toen Hij Zijn intocht in Jeruzalem deed, werd Hij door de jubelende schare begroet met de Psalmwoorden: “Hosanna, de Zone Davids”.
Hij herinnerde Zijn vijanden, die tegen Hem murmureerden, aan de voorspelling van Psalm 8.
Zijn laatste woorden gericht aan Jeruzalem, waren een aanhaling uit de Psalmen: “Gezegend is Hij, Die komt in de Naam des Heren“. (Psalm 118)
Alvorens Hij Zich naar de hof van Gethsemané begaf, zong Hij met Zijn discipelen een loflied; dit lied was het zogeheten Hallel, dat door orthodoxe Joden op het Paasfeest nog steeds gezongen wordt. (Psalm 113-118)
In Zijn liederen vervulde onze Heiland al de voorzeggingen, die in de Psalmen geschreven stonden. Zich de profetie van Psalm 69 : 21 herinnerend, riep Hij aan het kruis uit, opdat de Schrift vervuld zou worden “Mij dorst!“. (Johannes 19 : 28)
Gedurende de duisternis van Golgotha kwam van Zijn gezegende lippen de bange kreet uit Psalm 22: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten“.
De eerste woorden, die Hij ná Zijn triomferende opstanding uitsprak, waren op dezelfde Psalm gegrond: “Ga heen tot Mijn broeders’; want er stond geschreven: “Ik zal Uw Naam Mijn broederen vertellen“.
Bij een andere gelegenheid verklaarde Hij, dat de Psalmen van Hem getuigden. (Lukas 24 : 44)
Toen hij als de verheerlijkte Mens de hemel binnenging en voor het Aangezicht van God verscheen, werd Hij verwelkomd als “Priester naar de ordening van Melchizédek” (Hebreeën 5 : 10) en zette Hij Zich – in overeenstemming met Psalm 110 – neer aan de Rechterhand Gods.
Zelfs vanuit de heerlijkheid richtte Hij Zich tot de overwinnaars van de gemeente van Thyatire met een woord uit de Psalmen (vergelijk Openbaring 2 : 26, 27 met Psalm 11).
En, zittend op de troon Zijns Vaders, wacht Hij nog op de vervulling van talrijke profetieën, die in dit wonderbare Boek voorspeld en bezongen worden.
Ook in de Brieven nemen de Psalmen een voorname plaats in. De apostel Petrus haalt in zijn toespraak op de Pinksterdag te Jeruzalem niet minder dan drie Psalmen aan: Psalm 16 (Handelingen 2 : 25-28); Psalm 132 : 11 (Handelingen 2 : 30) en Psalm 110 (Handelingen 2 : 34, 35).
In het gebed van de gemeente te Jeruzalem vinden wij een duidelijke zinspeling op Psalm 2.
In de Brieven wordt menige Psalm aangehaald. Van groot belang zijn de vele aanhalingen uit de Psalmen in de eerste twee hoofdstukken van de Hebreeën-brief. Daar worden de volgende Psalmen geciteerd: 2, 89, 97, 104, 45, 102, 110, 8, 16 en 22.
Geen christelijke heilswaarheden in de Psalmen
Na met een enkel woord op de betekenis der Psalmen gewezen te hebben, willen wij nog op iets anders wijzen, waarmee bij de bestudering van dit Boek wel terdege rekening moet worden gehouden.
De Psalmen zijn Joods; de verwachting en hoop, de ervaringen en zegeningen zijn die van Joodse heiligen. De christelijke positie, de volle christelijke zegeningen en de christelijke hoop worden in deze liederen niet geopenbaard. Wij vinden in deze Psalmen niets over de heerlijke heilswaarheden, die ons ná het volbrachte werk van Christus aan het kruis geopen-baard zijn. Nergens in de Psalmen wordt God aangesproken als Vader. De geïnspireerde schrijvers spraken God aan als Jehova, de Allerhoogste, Rots, Toevlucht, enz., maar nimmer als Vader. De gelovigen worden in de Psalmen nimmer kinderen van God genoemd. De openbaring van God als Vader en de positie van de gelovigen in Christus als zonen van God zijn uitsluitend nieuwtestamentische waarheden. De zegeningen, waarover in de Psalmen gesproken wordt, zijn aards van karakter. Het beërven van het land en van aardse dingen wordt gezien als het loon voor hen, die getrouw zijn. Onze zegeningen zijn niet aards van karakter. Onze hoop en verwachting is niet, dat wij het aardse heilige land zullen beërven. Onze zegeningen zijn geestelijke zegeningen in hemelse gewesten in Christus Jezus. (Efeze 1 : 3)
In de Psalmen vinden wij ook niets over een andere grote christelijke waarheid: de inwoning en de blijvende tegenwoordigheid van de Heilige Geest. David bad: “Neem uw Heilige Geest niet van mij“. (Psalm 51) Dit gebed behoeft nimmer door een nieuwtestamentische gelovige gebeden te worden; want de Heilige Geest van God heeft ons “verzegeld tot de dag der verlossing“. De aanbidding van de heiligen in de Psalmen is Joods en is beperkt tot een aards heiligdom, dat “tabernakel” of “huis des Heren” genoemd wordt. Christelijke aanbidding is iets geheel anders. Onze Here zeide tot de Samaritaanse vrouw bij de waterput: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden”. Toen sprak Hij van de “ware aanbidding”, die is in geest en waarheid. (Johannes 4 : 21-24) Als ware aanbidders gaan wij niet een aards heiligdom binnen, maar in de kracht van de Heilige Geest betreden wij het ware hemelse heiligdom. Wij hebben vrijmoedigheid om dit hemelse heiligdom in te gaan door het bloed van Jezus, op een verse en levende weg. De Psalmen spreken alleen over een aards heiligdom. De wederkomst des Heren op aarde wordt op een heerlijke wijze in de gehele verzameling van Psalmen geopenbaard; maar zij spreken niet over de zalige hoop van de christen. De komst des Heren voor Zijn heiligen; de opstanding van hen, die ontslapen zijn in Christus; de opname van de levende heiligen, als Hij verschijnt in de lucht; al deze heerlijke heilsgeheimen zijn in de Psalmen volkomen onbekend. Deze “zalige hoop” wordt in 1 Thessalonicenzen 4 geopenbaard en is de ware, christelijke hoop.
De wederkomst van Christus, Zijn komst in kracht en heerlijkheid, Zijn komst als Koning en Rechter, om het lijdend overblijfsel der Joden te bevrijden en om hun vijanden te vernieti-gen, dat zijn de waarheden, die in de Psalmen uitvoerig besproken en bezongen worden.
Deze feiten dienen wij wel voor ogen te houden. Vele ervaringen die in de Psalmen gevonden worden, zijn de ervaringen van godvrezende Joden onder de Wet. Profetisch beschrijven zij dikwijls de ervaringen van het gelovig overblijfsel van het Joodse volk, gedurende de grote verdrukking, die aan de zichtbare wederkomst en openbaring van Christus voorafgaat. (Mattheüs 24 : 29-31)
De wraak- en vloekpsalmen
Gezien in dit licht, wordt de moeilijkheid, die vele gelovigen met de wraak- en vloekpsalmen hebben, gemakkelijk opgelost. Deze Psalmen roepen om de verdelging en de uitroeiing van de vijanden van Gods volk en dit is immers geheel in strijd met de christelijke gezindheid. Maar bedenk wel, dat de vijanden, om wier verdelging gevraagd wordt, vijanden van God zijn. De maat van hun goddeloosheid en ongerechtigheid is vol; en een heilig en rechtvaardig God moet hen oordelen. Gedurende de korte periode, waarmee deze bedeling zal eindigen, de Grote Verdrukking, zullen de ongerechtigheden der naties en hun rebellie tegen God hun hoogtepunt bereiken. Dan zal het Joodse overblijfsel in grote benauwdheid komen en in hun lijden zullen zij tot de Here roepen, om hun vijanden te verdelgen. Dan zullen deze wraakpsalmen een belangrijke plaats innemen. Zij zullen in die dag werkelijk gebeden en verhoord worden door de komst van de Koning en Rechter.
De Psalmen verdeeld in vijf boeken, die overeenstemmen met de vijf boeken van Mozes
In de Hebreeuwse Bijbel wordt het Boek der Psalmen in vijf delen verdeeld. Deze vijfvoudige verdeling is van zeer grote betekenis.
De “Pentateuch”, geschreven door Mozes, is eveneens samengesteld uit vijf boeken: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Een Joodse rabbijn verklaarde: “Mozes gaf lsraël de vijf boeken van de Torah (wet) en corresponderend daarmee gaf David hen de “Sefer Tehillim” (de Psalmen), die even eens vijf boeken bevat. Anderen noemden de Psalmen: “De Pentateuch van David”. Er bestaat inderdaad een merkwaardige overeenkomst tussen de eerste vijf Bijbelboeken en deze vijf boeken der Psalmen. De Joodse indeling van het Boek der Psalmen is als volgt:
Boek I – Psalm 1 tot 41 correspondeert met Genesis
Boek I| – Psalm 42 tot 72 correspondeert met Exodus
Boek lll – Psalm 73 tot 89 correspondeert met Leviticus
Boek IV – Psalm 90 tot 106 correspondeert met Numeri
Boek V – Psalm 107 tot 150 correspondeert met Deuteronomium
Dat er werkelijk overeenkomsten zijn tussen de vijf boeken van Mozes en de vijf boeken der Psalmen, kan gemakkelijk worden bewezen. Wij willen hier slechts op enkele dingen wijzen:
Genesis
Genesis bevat de gehele Bijbel in een notedop. In dit eerste Bijbelboek wordt de grond gelegd van de gehele goddelijke openbaring.
Alle grote heilswaarheden kunnen wij in de kiemvorm terugvinden in Genesis. Zo bevat ook het 1ste deel van de Psalmen (1 t/m 41) het gehele Boek der Psalmen in een notedop. Het staat in dezelfde verhouding tot het Boek der Psalmen als Genesis tot de gehele Bijbel. De twee namen van God “Jehova” en “Elohim” worden in dat Boek gevonden, evenals in Genesis. De naam “Jehova” is de meest voorkomende naam in beide boeken.
Exodus
Exodus is het boek, dat het lijden van Gods volk beschrijft, als het vervolgd wordt door hun vijanden. Maar tevens deelt dit Boek ons mee, hoe Jehova hen verlost, hen tot een natie maakt en hen leidt naar het land der belofte. Het 2e Boek der Psalmen (Psalm 42 t/m 72) begint met lijdenspsalmen. Godvrezende Joden roepen tot de Here om bevrijding. Zij zijn ver weg van het heiligdom. Vervolgens zien wij, hoe hun gebeden verhoord worden, hoe Jehova andermaal ten behoeve van Zijn volk tussenbeide komt en hoe Hij hen uitleidt. Hij wordt hun Koning en verlost hen van al hun vijanden (zie Psalm 45 t/m 48). Dit 2e deel eindigt met een Psalm, die de heerschappij van de Koning en de heerlijkheid van Zijn Koninkrijk beschrijft (Psalm 72). Deze Koning is de Here Jezus Christus. Hij zal Zijn Koninkrijk op deze aarde oprichten in het midden van Zijn eigen land: Immanuëls land. (Jesaja 8 : 8)
Psalm 72 is niet de laatste Psalm van David. Maar toch staat aan het einde daarvan geschreven: “De gebeden van David, de zoon van Isai, hebben een einde“. (Psalm 72 : 20) De betekenis van deze woorden is even eenvoudig als gezegend. De Here had zulk een koninkrijk beloofd aan David en een zoon uit zijn lendenen zou de Koning zijn. Toen David het heerlijk visioen van de 72ste Psalm zag, riep hij uit: “De gebeden van David hebben een einde!” Hij had geen gebed meer om dit Koninkrijk van vrede en gerechtigheid, omdat hij de vervulling aanschouwde.
Leviticus
Leviticus is het Boek, dat tot sleutelwoord heeft “heiligheid den Here”. Dit feit vinden wij beklemtoond in het begin van het 3e deel van de Psalmen (Psalm 73 t/m 89). Dit deel begint met de Psalmen van Asaf. God is heilig en Hij heeft een afgezonderd volk, het Joodse overblijfsel, dat lijdt te midden van afval en verderf. Hier worden hun gebeden vermeld en zien wij, hoe zij Zijn aangezicht zoeken in het laatst der dagen.
Numeri
Numeri is het Boek, dat nog op veel treffender wijze overeenkomst toont met het 4de deel der Psalmen (Psalm 90 t/m 106). Dit 4de deel begint met de Psalm van Mozes. Wij veron-derstellen, dat hij deze Psalm door goddelijke inspiratie geschreven heeft gedurende de omzwervingen van het volk Israël in de woestijn. Hij zag, hoe een gehele generatie van het volk in de woestijn uitstierf als gevolg van hun zonden en ongeloof. De hand van mensen zou deze Psalm van Mozes, als de oudste Psalm, op de eerste plaats gezet hebben. Maar dat doet de Heilige Geest niet. Hij plaatste deze Psalm aan het begin van het 4de Boek der Psalmen. Maar evenals in het Boek Numeri de Here naar het land wijst, waar Zijn volk tenslotte rust zou vinden, zo wordt ook in dit deel van de Psalmen het feit bekendgemaakt, dat het zwervende volk tot rust gebracht zal worden. De prachtige Vrederijk-psalmen worden in dit deel gevonden. Het eindigt met een terugblik op Israëls zonden en op Gods grote daden.
Deuteronomium
Het 5de deel van het Boek der Psalmen begint met Psalm 107. Hier worden wij direct geconfronteerd met de grote waarheid in Deuteronomium. Jehovah haalt in dit boek de gehele geschiedenis van Zijn volk weer op en voorzegt daarbij hun grote en heerlijke toekomst. Deze voorzegde toekomst, dat Hij, Die Israël verstrooide, hen ook weer bijeenvergaderen en terugbrengen zal naar hun eigen land, wordt wonderbaar bezongen in Psalm 107. Psalm 150 is de grote “Halleluja”-Psalm. Het eindigt met de woorden “Alles wat adem heeft, love de Here! Halleluja!” Het woord “looft” komt twaalf keer in deze laatste Psalm voor. Het grote einde van alles is de lof van Jehovah en het zal een volmaakte lof zijn. Het Boek der Psalmen begint met “Welgelukzalig is de mens” en het eindigt met “Looft de Here“.
De Psalmen spreken wel tot ons, maar niet over ons
Deze korte opmerkingen tonen, dat de Psalmen op een wonderbare wijze gerangschikt zijn en dat zij een profetische betekenis hebben. Dit laatste feit wordt door vele theologen helaas over het hoofd gezien. Over het algemeen kunnen wij zeggen, dat de Psalmen veel worden gelezen voor geestelijke en stichtelijke doeleinden. En wij weten uit ervaring, dat zij als zodanig van grote waarde kunnen zijn voor onze zielen. Daarom beweren wij ook niet, zoals sommigen doen, dat de Psalmen niet voor ons zijn, of dat de Brieven van Petrus en Jakobus niet voor ons zijn en dat wij er daarom niets mee uit te staan hebben. Dat is een volkomen onjuiste stelling. Het gehele Woord van God is voor ons, maar het gehele Woord van God gaat niet altijd over ons.
2. DE TWEEDE PSALM
Een profetische Psalm
De 2de Psalm is de eerste grote profetie betreffende Christus in dit Bijbelse liederenboek. De profetisch-Messiaanse strekking van dit hoofdstuk wordt in het Nieuwe Testament herhaalde malen bevestigd. Evenals alle andere profetieën, die over de Persoon, het werk en de heerlijkheid van Christus handelen, zo is ook deze profetische Psalm voor het grootste deel nog onvervuld. Wel heeft hij, zoals wij zullen zien, reeds een gedeeltelijke vervulling gehad bij de eerste komst van Christus in de wereld, maar zijn uiteindelijke en volkomen vervulling wacht op Zijn wederkomst als “Koning der koningen en Here der heren”.
In deze Psalm vinden wij onze Heiland getekend als Koning der heerlijkheid, die eenmaal over alle naties en volkeren der aarde zal heersen. Hij wordt nu nog wel door de wereld verworpen, maar de dag is nabij, dat Hij gekroond zal worden op Zion, de berg der heiligheid. Dan zullen allen die op de aarde zijn hun knieën voor Hem buigen en alle tong zal belijden, dat Hij Christus de Here is.
In Psalm 1 wordt ons de Here Jezus getoond als de volmaakte Mens. In Psalm 2 wordt Hij ons voorgesteld als de verheerlijkte Koning. Tussen deze beide Psalmen ligt de tijd van Zijn verwerping zowel van de zijde van Zijn volk Israël als van de volkeren der aarde.
De schrijver
Welk een machtige en indrukwekkende profetie houdt deze 2de Psalm in. Welke rijke en heerlijke perspectieven openen zich, bij het lezen ervan, voor ons geloofsoog.
De schrijver wordt ons niet genoemd. Maar het staat zonder meer vast, dat David de auteur is. In Handelingen 4 : 25 wordt deze Psalm aangehaald en aan David toegeschreven. Andere aanhalingen van Psalm 2 vinden wij in Handelingen 13 : 33; Hebreeën 1 : 5 en 5 : 5. Ook het boek Openbaring bevat enkele duidelijke zinspelingen op deze Psalm. Zie Openbaring 2 : 27, 28; 12 : 5 en 14 : 15.
De Messiaanse betekenis
De Messiaanse interpretatie van Psalm 2 was tot in de tiende en de elfde eeuw de enige interpretatie onder de Joodse schriftgeleerden. In latere eeuwen begonnen de rabbijnen de betekenis van deze Psalm te verkleinen en te beperken tot David. Zij begonnen zijn Messiaanse betekenis te ontkennen, omdat ze de christelijke opvatting wilden bestrijden.
De moderne theologen en Bijbelcritici schijnen helaas het Joodse standpunt te delen. De Joden verwerpen de Messiaans-profetische betekenis, omdat zij de Here Jezus niet willen aanvaarden als de hun door God beloofde Messias. En de moderne theologen, die zich in dit opzicht aan de zijde van de Joodse schriftgeleerden geplaatst hebben, verwerpen de Christus’ Gods eveneens.
Verdeeld in vier delen
Het is heel duidelijk, dat Psalm 2 bestaat uit vier delen, elk van drie verzen.
Het 1e deel (vers 1-3) bevat een voorspelling van een komende internationale topconferentie van de volken der aarde, die rebelleren tegen God en Christus.
Het 2e deel (vers 4-6) geeft het antwoord van God op de rebellie der volkeren, die in deze topconferentie zijn hoogtepunt zal bereiken.
Het 3e deel (vers 7-9) openbaart het besluit van de eeuwige God in de vorm van een gesprek, dat Hij gehad heeft met Zijn Zoon.
Het 4e deel (vers 10-12) is het advies van de geïnspireerde Psalmist aan de koningen der aarde en de vorsten.
DEEL I – DE REBELLIE DER VOLKEN TEGEN GOD EN ZIJN GEZALFDE
“Waarom woeden de heidenen en bedenken de volken ijdelheid? De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen de Here, en Zijn Gezalfde, zeggende: Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen”. (vers 1, 2 en 3)
Wij hebben hier een belangrijke voorzegging van de rebellie der heidenen en het verzet der volken tegen God en de Here Jezus Christus, Die Hij in de wereld gezonden heeft. De heidenen “woeden”, de volken “bedenken ijdelheid“, de koningen der aarde “stellen zich op” en de vorsten “beraadslagen te zamen tegen de Here en Zijn Gezalfde“. Dat algemeen verzet ontstond toen onze gezegende Heiland op aarde wandelde en het bereikte zijn hoogtepunt, toen Hij door Joden en heidenen verworpen, gekruisigd en gedood werd. De Rechtvaardige, Die afgescheiden van de zondaren leefde en in volmaakte gehoorzaamheid aan Zijn Vader wandelde, was door hen niet gewenst. Zij hebben tegen Hem “gewoed” en “ijdele dingen” bedacht.
De verwerping van Christus door Jood en heiden
In Handelingen 4 : 25-27 zien wij, dat de apostelen, toen zij om Christus’ wil vervolgd werden door de Joodse leidslieden in hun hartstochtelijk gebed tot God deze eerste verzen van Psalm 2 aanhaalden en toepasten op de kruisiging van de Here Jezus.
“Zij hieven eendrachtig hun stem op tot God, en zeiden; Here, Gij zijt de God … Die door de mond van David, Uw knecht, gezegd hebt; Waarom woeden de heidenen en bedenken de volken ijdele dingen? De koningen der aarde zijn te zamen opgestaan en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen de Here en Zijn Gezalfde. Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, welke Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls“. (Handelingen 4 : 25-27)
Herodes, Pontius Pilatus, de heidenen en het volk Israël waren vergaderd tegen Gods heilig Kind Jezus. Hoewel in Psalm 2 alleen de “heidenen” en de “volken” genoemd worden, blijkt in Handelingen 4, dat wij hierbij vooral ook aan de “volken Israëls” moeten denken. God heeft negentien eeuwen geleden Zijn Zoon in deze wereld gezonden. Hij is gekomen tot het volk van Israël als de beloofde en lang verwachte Messias, die al Gods beloften, tot
de vaderen gesproken, vervullen zou. Maar: “Hij is gekomen tot het Zijne, doch de Zijnen hebben Hem niet aangenomen“. (Johannes 1 : 11) Israël heeft in zijn blindheid de Gezalfde des Heren smadelijk verworpen. In overeenstemming met de Schriften had Hij Zich in hun midden geopenbaard als de beloofde Messias, bekleed met goddelijke volmachten. Maar toch kwam Hij niet overeen met hun eigen godsdienstige ideeën. Hij was voor hen de verworpen “hoeksteen“, die niet paste in hun godsdienstig stelsel. Verachtelijk hebben zij uitgeroepen: Wij willen niet, dat deze over ons Koning zij, weg met Hem; kruisigt Hem!”
Doch het waren niet de Joden alleen, die Hem verwierpen! Ook de heidenen hebben immers eendrachtig met hen samengespannen om Gods Gezalfde van deze aardbodem te verbannen en Hem te verhogen aan het kruis van Golgotha.
Joden en heidenen hebben de Here Jezus gekruisigd en gedood. Zij dachten daarmee voor-goed van Hem af te zijn. Hoe hebben zij zich echter vergist. Want Jezus is niet dood … Hij leeft! God Zelf heeft Hem uit de doden opgewekt! Hij heeft tot Hem gesproken: “Zit aan mijn Rechterhand, totdat Ik Uw vijanden zal zetten tot een voetbank Uwer voeten“. (Psalm 110 : 1)
Christus verhoogd aan Gods Rechterhand
De Here Jezus leeft en zit thans aan de Rechterhand van de troon Zijns Vaders in de hemel. Hij is daar, onbereikbaar voor Zijn vijanden, verborgen bij God! Maar de dag nadert, dat Jezus tot grote schrik der naties andermaal in deze wereld zal komen, om de volken te oordelen, om Zijn vijanden onder Zijn voeten te verpletteren en om Zijn Koninkrijk van gerechtigheid en vrede op aarde op te richten.
Psalm 2 slechts gedeeltelijk vervuld
Met de kruisiging en de dood van de Here Jezus is de profetie van Psalm 2 dan ook allerminst uitgeput. De bedeling, waarin wij leven, is begonnen met de verwerping van Christus als Gods Gezalfde. En sindsdien heeft de wereld zich niet verbeterd! Dat kon zij ook niet, want zij ligt in het boze en staat onder controle van satan, de “Overste deze wereld”. De haat van de wereld tegen Christus is de haat van het slangenzaad tegen het vrouwenzaad. Het is de reflex van de haat van satan tegen God.
Vanaf het begin dezer bedeling zijn de heidenen blijven “woeden” en zijn de volken zich blijven verzetten tegen God en Zijn raadsbesluiten. De oppositie der volken tegen God en Zijn Gezalfde werd over het algemeen geleid door de “koningen” en “vorsten” der aarde. De koningen wensten geen “Koning der koningen“, Die door God gezalfd was. Zij hadden liever een koning naar eigen keuze. Daarom sloten zij zich aaneen en beraadslaagden zij te zamen tegen Gods Koning. Herodes en Pilatus vanouds hebben hun vertegenwoordigers gehad door alle eeuwen heen en zullen die blijven houden tot aan het einde van deze bedeling, die in de Schrift de “dag des mensen” genoemd wordt. De verwerping van Christus is een feit, dat in al zijn ernst en betekenis is blijven bestaan en dat zijn stempel gedrukt heeft op het karakter van deze bedeling.
Christus nog verworpen door de wereld
Het was zeker geen toevallige of gedeeltelijke uitbarsting van menselijke hartstocht, waardoor de Here Jezus aan het kruis genageld werd. Neen, het was satan zelf, die Jood en heiden, hoog en laag, verenigde tegen Hem, in Wie God de wereld met Zichzelf verzoenende was. De motieven, die tot deze verschrikkelijkste aller zonden geleid hebben, mogen verschillend geweest zijn. Maar dat neemt niet weg, dat zij allen medeplichtig en schuldig zijn aan deze ontzettende misdaad. Hoe juist heeft onze Heiland dit bevestigd door Zijn uitspraak: “Nu is het oordeel dezer wereld“. Zijn kruisdood was de uiteindelijke en hoogste openbaring van de vijandschap van het menselijk hart jegens God. “Maar nu hebben zij ze gezien en beiden Mij en Mijn Vader gehaat“. (Johannes 15 : 24)
En ook in onze dagen heeft de wereld zijn houding niet gewijzigd. Waar zijn de volken, die zich voor God hebben gebogen en die Zijn Gezalfde gehoorzamen? Waar zijn de steden, wier inwoners Christus hebben aanvaard als hun Heiland en Here? Kunnen wij in onze dagen van een christelijke wereld spreken? Helaas, ook vandaag is in deze wereld voor Christus geen plaats. De bitterste vijandschap tegen Christus en christenen is zelfs voort-gekomen uit het hart van het christendom zelf. Onze hooggeroemde christelijke beschaving is in wezen anti-christelijk.
De eerste versregels van deze Psalm zijn ook vandaag nog van toepassing. Het verzet en de rebellie der volken tegen God is niet minder geworden, maar neemt met de dag toe. In vele landen, speciaal achter het ijzeren gordijn, woedt de meest uitgesproken vijandschap tegen God en Zijn Christus. De moderne theologie in onze zogenaamde christelijke landen is in feite niets anders dan flagrante oppositie tegen God, Zijn Zoon en Zijn Woord. De grote afval begint zich zienderogen in deze wereld af te tekenen. De oude haat van de Joden tegen Christus en Zijn Messiasschap blijft onverminderd voortbestaan, hoewel sommigen Hem misschien om Zijn ethische voorschriften beginnen hoog te achten.
De uiteindelijke vervulling komt nog!
Dit toenemende verzet onder alle volken tegen God zal echter pas zijn hoogtepunt bereiken aan het einde van deze bedeling, als de wederkomst van Christus voor de deur staat. Dan zal Psalm 2 volkomen en uiteindelijk in vervulling gaan. Dan zullen als nimmer tevoren de heidenen “woeden” en de volken “ijdelheid bedenken“. Wij zien in deze Psalm een profetie van de eindstrijd tussen God en satan, tussen Christus en de volkeren der aarde, tussen de machten van licht en duisternis. In dit licht willen wij thans dit merkwaardige hoofdstuk nader onderzoeken.
De komende internationale topconferentie
De geprikkelde en overspannen toestand, waarin de volkeren in de eindtijd zullen verkeren, wordt door de Psalmist aangekondigd door de retorische vraag: “Waarom woeden de heidenen en bedenken de volken ijdelheid?”
Het woord “woeden” is de vertaling van een Hebreeuws woord, dat eigenlijk “rumoerig vergaderen” betekent. De Psalmist voorspelt, dat aan het einde van deze bedeling de volken in beroering gebracht zullen worden en onder hoogspanning zullen verkeren
door een wereld-omvattend vraagstuk. Hij voorziet door de Heilige Geest, hoe onder alle volkeren der wereld talloze vergaderingen zullen worden gehouden om deze “brandende kwestie” te bespreken en uit de wereld te helpen, opdat de verhitte gemoederen tot rust zullen komen. Over het algemeen zullen deze vergaderingen een stormachtig verloop hebben. De wereldopinie schijnt nogal verdeeld te zijn. Tenslotte zal er een internationale topconferentie worden belegd. “De koningen der aarde stellen zich op en de vorsten beraadslagen te zamen“. Het grootste vraagstuk aller tijden, die alle andere internationale kwesties in betekenis zal overtreffen, zal op het allerhoogste niveau aan de conferentietafel worden besproken en opgelost. Alle regerende vorsten en machthebbers zullen hun volken op deze wereldconferentie vertegenwoordigen. Zij zullen “zich opstellen”(d.i. scharen aan de conferentietafel) en “te zamen beraadslagen tegen de Here en Zijn Gezalfde“. Deze laatste woorden later er geen twijfel over bestaan, waar het in dit wereld-congres uiteindelijk om zal gaan. Het is een godsdienstige kwestie, die de gemoederen bezighoudt en verhit. Het gaat tegen God Zelf. Het gaat tegen de Here Jezus Christus. De volken willen God onttronen en de invloed, die Zijn Gezalfde Zich in deze wereld verworven heeft, eens voor altijd te niet doen.
We kunnen dus verwachten, dat er in de eindtijd in één of andere grote wereldstad een
Internationale, atheïstische, religieus-politieke topconferentie
zal worden gehouden, die rechtstreeks tegen God en Zijn eeuwige raadsbesluiten gericht zal zijn. God heeft immers besloten, dat Zijn heilig Kind Jezus, Die Hij gezalfd en uit de doden opgewekt heeft, éénmaal gekroond zal worden tot “Koning der koningen” en “Here der heren”in een wereld, die Hem vroeger met doornen kroonde en smadelijk aan het kruis nagelde. Satan, de overste dezer wereld, weet dat zijn tijd kort is
en dat de dag nadert, dat God dit plan zal volvoeren. Daarom zal hij de “heidenen” en “volken“, en “koningen” en “vorsten” tegen God ophitsen. Zoals hij in het verleden Herodes en Pilatus verenigde in hun gemeenschappelijke haat tegen Jezus, zo zal het
hem ook in de toekomst op meesterlijke wijze gelukken, de volken hun onderlinge naijver en geschillen te doen vergeten, om hen te verenigen in hun gemeenschappelijke vijandschap tegen Gods Gezalfde. De komende internationale topconferentie moet dienen, om Gods plan te verijdelen. Daar zullen andermaal de kreten gehoord worden: “Wij willen niet, dat Deze over ons Koning zij; weg met Hem!“
De resolutie, waarover gestemd moet worden
De resolutie, die aan de hoge afgevaardigden van deze conferentie zal worden voorgelegd en waarover zij zullen moeten stemmen, luidt:
“Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen”.
Het voornaamwoord “hun” slaat op “de Here en Zijn Gezalfde” van het voorgaande vers. De woorden “banden” en “touwen” zijn blijkbaar uitdrukkingen, die de wederhoudende invloed van God en de Here Jezus Christus onder de volken der aarde weergeven. Hun invloed in deze wereld kan niet ontkend worden. Men behoeft immers geen “banden te verscheuren” en “touwen van zich te werpen“, als men zich daarmee niet gebonden acht. Gods getuigenis in deze wereld is daarom onloochenbaar en wordt door de volken als een knellende “band” gevoeld, die hen in de verwezenlijking van hun ware doeleinden belem-mert. Daarom zullen hun afgevaardigden op de komende internationale topconferentie een nimmer-gekende eensgezindheid openbaren en de ingediende anti-God en anti-Christus-resolutie met algemene stemmen aanvaarden. Zij willen een wereld zonder God en zonder Christus. Zij willen niet langer in hun plannen gedwarsboomd worden. Zij willen zonder enige rem genieten van de zegeningen van de moderne beschaving en van de enorme ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied. Zij willen de laatste band met God doorsnijden!
De politieke situatie in de wereld benadert Psalm 2 steeds meer
Hoe mérkwaardig is het in dit verband, dat de politieke situatie in de wereld, zoals die in deze Psalm geschilderd wordt, zich steeds duidelijker in onze tijd begint af te tekenen. Internationale topconferenties zijn vandaag aan de orde van de dag. Onderling overleg tussen de volken, oplossing van geschillen tussen de naties door een internationaal hof, gezamenlijke militaire krachtsinspanningen enz. zijn in onze tijd dringende noodzaak geworden. Nog nimmer hebben in het verleden dergelijke toestanden op aarde bestaan, behalve dan in de laatste jaren. De tijd is gekomen, dat geen enkel afzonderlijk volk nog onafhankelijk ten opzichte van de andere volken kan leven of handelen. Nationale problemen zijn uitgegroeid tot wereldproblemen. Plaatselijke oorlogen leiden bijna altijd tot wereldoorlogen. De dreiging van de atoombom heeft het overleg van de volken aan de conferentietafel praktisch onvermijdelijk gemaakt. Na de eerste wereldoorlog werd reeds de Volkenbond in het leven geroepen als een internationaal orgaan tot vreedzame regeling van de politieke kwesties onder de volken. De Volkenbond faalde echter en de wereld heeft daarvoor de prijs moeten betalen aan de nog verschrikkelijker en bloediger tweede wereldoorlog. Aan het einde daarvan werden de “Verenigde Naties” opgericht, waarbij zich steeds meer landen aansluiten en welks organen de grote wereldproblemen voortdurend bespreken. Zo zien wij dus duidelijk, dat in onze tijd de politieke toestanden in de wereld zich steeds meer gaan richten naar het profetisch beeld, dat in deze Psalm beschreven wordt. Het “opstellen van de koningen der aarde” en het “te zamen beraadslagen van de vorsten” is in onze dagen tot een geschiedkundige mogelijkheid geworden. Trouwens ook andere uitspraken, profetieën zoals Daniël 7, tonen heel duidelijk, dat aan het einde der tijden een dergelijke vereniging van naties ontstaan zal.
Er is nog een “wederhoudende” macht
Hoewel de vijandschap der volken tegen God met de dag toeneemt, zal de openlijke rebellie tegen Hem en Zijn Gezalfde, zoals die in Psalm 2 voorzegd wordt, pas openbaar worden aan het einde van deze bedeling, namelijk als de ware Gemeente van onze Here Jezus Christus van de aarde is opgenomen in de hemel. De aanwezigheid van de Gemeente als de tempel van de Heilige Geest, vormt in de wereld een wederhoudende macht, die de volledige afval en breuk met God nog tegenhoudt. Wel wordt in onze tijd “de verborgenheid der ongerechtigheid reeds wrocht; alleenlijk, die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal worden weggedaan“. Als de Gemeente “uit het midden zal worden weggedaan” en als daarmee het getuigenis van de Heilige Geest in de wereld zal ophouden, dan kan niets de volken meer weerhouden om het laatste christelijk juk af te werpen. Dan zal het inderdaad zijn: “Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen“. Dan breekt het anti-christelijk tijdperk aan, dat we uitvoerig beschreven vinden in Openbaring 6 t/m 19. Dan zullen onder het leiderschap van “het beest uit de zee” en het beest uit de aarde” (Openbaring 13) de volkeren der wereld God openlijk afzweren. Dan zullen als nimmer tevoren de heidenen “woeden” en de volken “ijdele dingen” bedenken.
Het overblijfsel van Israël
Dan zal ook het overblijfsel van Israël op het toneel verschijnen. De aanwezigheid van dit uitverkoren volk zal door de wereld als een laatste “band” met God gevoeld worden. Daar-om zal het eeuwenoude anti-semitisme in die dagen zijn hoogtepunt bereiken en alle haat der volken tegen God zich richten op dit arme volk. Dan breekt de periode van “Grote Verdrukking“, de tijd van “Jakobs benauwdheid” aan. Maar dan komt ook in het zicht “de krijg van die grote dag des almachtigen Gods“. (Openbaring 16 : 14) Dan zal Armageddon opdoemen, waar de volken zich onder inspiratie van satan zullen vergaderen in een gezamenlijke en laatste krachtsinspanning tegen God. Dan zal vervuld worden, wat de apostel Johannes in een visioen gezien heeft: “En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun heirlegers vergaderd om krijg te voeren tegen Hem, Die op het paard zat en tegen Zijn heirlegers“. (Openbaring 19 : 19) “Zij zullen krijg voeren tegen het Lam en het Lam zal hen overwinnen”. (Openbaring 17 : 14)
DEEL II – HET STILZWIJGEN GODS VERBROKEN
“Die in de hemel woont (zit), zal lachen; de Here zal hen bespotten.
Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.
Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Zion, de berg Mijner heiligheid” (vers 4, 5, 6)
Op een zeer realistische en dramatische wijze presenteert de Psalmist ons hier een toneelverandering. Van een wereld van afval, wetteloosheid en rebellie richt hij onze blikken hemelwaarts. De Hebreeuwse tekst verandert hier ook ineens in ritme. Het wordt voller en klankrijker van toon.
De troon Gods onwankelbaar!
Wij zien een troon in de hemel. Het is de troon van God. Deze troon is onwankelbaar en kan niet worden omvergeworpen door de gezamenlijke inspanning van mensen en demonen. Op de troon de troon des Vaders zit aan Gods Rechterhand in glans en heerlijkheid de verrezen Zoon des mensen, Die op aarde de volmaakte Knecht was en boven Wiens kruis éénmaal geschreven stond “Koning der Joden“. Wat is de reactie van “Hem, Die op de troon zit” in de hemel op de vijandschap en het verzet der volken op aarde? Voorlopig zwijgt Hij. Wij lezen slechts “die in de hemel woont, zal lachen“.
God zwijgt!
De genade-bedeling, waarin wij leven, wordt gekenmerkt door het ononderbroken stilzwijgen van God. Reeds meer dan negentien eeuwen heeft God gezwegen. Hij zweeg, toen Joden en heidenen Zijn Gezalfde verwierpen en Hem misdadig aan het kruis nagelden. Hij heeft sindsdien alle eeuwen door gezwegen, ondanks al de smaadheid, schande en laster, die zich op het hoofd van Zijn Christus hebben opgehoopt. De heidenen hebben tegen Hem “gewoed” en de volken hebben tegen Hem “ijdelheid bedacht“, maar nochtans bleef God zwijgen. Ook nu zwijgt Hij nog, hoewel de rebellie der naties jegens Hem met de dag groeit en openlijker vormen aanneemt.
God lacht!
God lacht om al deze dingen. Terwijl Zijn grote tegenstander, satan, bezig is om de volkeren der aarde te verenigen tot een gezamenlijke krachtsinspanning om Hem te onttronen en Zijn plannen te verijdelen, lacht God. Hij weet immers, waarop dit alles zal uitlopen. “Wie het laatst lacht, lacht het best.” God lacht om de volkomen dwaasheid van de georganiseerde goddeloosheid en vijandschap der volken en hun regeerder. Ja, “de Here zal hen bespotten“. God spot met de “koningen der aarde” en de “vorsten“, als Hij hen bezig ziet in hun ijdele raadslagen tegen Hem. Wij lezen in Psalm 37 : 12, 13:
“De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen de Rechtvaardige en hij knarst over Hem met zijn tanden. De Here belacht hem, want Hij ziet, dat Zijn dag komt”.
Want Hij ziet, dat Zijn dag komt! Hij zal namelijk niet altijd blijven zwijgen. Hij heeft in het verleden de mens steeds toegestaan om de beker van zijn ongerechtigheid vol te maken, alvorens het oordeel over hem uit te brengen. God weet ook nu Zijn tijd rustig af te wachten. “Hij vertraagt de belofte niet, maar is lankmoedig over ons, niet willende dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen“. (2 Petrus 3 : 9)
De dag des Heren komt!
Nog altijd spreekt Hij tot de wereld in liefde door en in Zijn Zoon, in het gezegende evangelie der genade. Maar “Zijn dag komt!” Ja, “de dag des Heren zal komen als een dief in de nacht“. Het zal de “dag der wrake onzes Gods” zijn. Het zal de dag van de grote afrekening zijn. De wereld mag nu nog voortgaan met haar goddeloosheid. Maar eens zal zij rekenschap moeten geven van al haar boze daden. Het Woord verklaart: “Mij komt de wraak toe: Ik zal het vergelden“. (Romeinen 12 : 19) Dan zal God niet langer zwijgen, maar “in Zijn toorn zal Hij tot hen spreken en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken“. (vers 5)
Hoe ontzettend zal die dag zijn, als de schalen van Zijn toorn zullen worden uitgestort op een wereld, die droomt van vooruitgang, vrede en veiligheid en die zich van alle “banden” en “touwen” ontdaan heeft.
En die vreselijke dag nadert en werpt zijn schaduwen reeds over deze dwaze wereld vooruit. Kan God nog veel langer zwijgen? Zijn Zoon is onteerd! God zal Hem recht doen en Hem voor “aller oog” rehabiliteren.
Deze dag van “de toekomende toorn” zal komen, als de vijandschap der volken het uiterste bereikt heeft en de afval universeel is in de wereld. Het getrouwe getuigenis van Gods kinderen op de aarde maakt deze algemene afval vooralsnog onmogelijk. Maar dit getuigenis zal ophouden, zodra Gods kinderen bij het laatste bazuingeschal van deze aarde worden opgenomen om “voor altijd met de Here” te zijn. (1 Thessalonicenzen 4) Dan zal de gehele wereld zich ongeremd storten in een volkomen wetteloosheid en in een totale verwerping van Christus. Dan zal satan zijn koning – de anti-christ – door de volken laten kronen als “koning der koningen“, om daarmee het plan Gods te dwarsbomen.
God kroont zijn Gezalfde in Zion
Maar Gods plannen falen nooit. “Heb Ik niet Mijn Koning gezalfd over Zion, de berg Mijner heiligheid“, zo roept Hij uit. (vers 6) De wereld zoekt een koning naar eigen keuze. Maar God heeft reeds een keuze gemaakt. Zijn keuze is gevallen op de Here Jezus Christus, Die Hem in deze wereld op volmaakte wijze verheerlijkt heeft aan het kruis. Hij heeft Hem verhoogd aan Zijn Rechterhand en de dag is nabij, dat Hij Hem andermaal in deze wereld zal inbrengen, maar dan als de door Hem gezalfde “Koning der koningen” en “Here der heren“. Jezus Christus zal Koning zijn op aarde. “De heerschappij is op Zijn schouders gelegd“. Als een “steen zonder handen afgehouwen” zal Hij uit de hemel neervallen en “alle koninkrijken der aarde vermalen en te niet doen” en Zijn eigen koninkrijk oprichten, “dat in der eeuwigheid niet verstoord zal worden“. (Daniël 2 : 44, 45) Op Zion, de berg Zijner heiligheid, zal God Zijn Gezalfde bevestigen als Koning en Zijn koninkrijk zal de gehele aarde omvatten. Dat zal geen “geestelijk” koninkrijk zijn met een “geestelijk” Zion, maar een letterlijk koninkrijk met als centrum het aardse Jeruzalem. Zion zal de zetel Zijner heerschappij zijn; en Jeruzalem zal de residentie worden van de grote Koning.
De raadslagen van de koningen der aarde worden doorkruist door het raadsbesluit Gods, dat Zijn Zoon Koning zal zijn.
DEEL III – DE VERKLARING VAN DE KONING EN ZIJN KONINKRIJK
“Ik zal van het besluit verhalen: de Here heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik U gegenereerd. Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting.
Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter;
Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat”. (vers 7, 8, 9)
Hier zien wij Gods Gezalfde Zelf en horen wij Zijn stem. Terwijl de koningen der aarde hun éénstemmig besluit wereldkundig maken, om de “banden” en “touwen” te verscheuren, proclameert Hij het eeuwig raadsbesluit Gods, namelijk dat alle koninklijke rechten Hem alleen toekomen.
Welk een dag zal dat zijn, als Christus – na eeuwenlang gezwegen te hebben Zijn stem zal doen horen en aanspraak zal maken op Zijn rechten. Het laatste woord, dat van Zijn gezegende lippen kwam, werd gehoord door de apostel Johannes op Patmos: “Zie, Ik kom haastiglijk!” Het eerstvolgende woord, dat spoedig door alle gelovigen gehoord zal worden, zal het “geroep” zijn, waarmee Hij al de heiligen tot Zich zal vergaderen om Hem te ontmoeten in de lucht. (1 Thessalonicenzen 4 : 16) Daarna, als Hij met al Zijn heiligen zal wederkeren in grote kracht en heerlijkheid op de wolken des hemels, zal Hij opnieuw spreken en voor de oren van de ganse mensheid het besluit Gods proclameren. Hij zal verhalen, wat God tot Hem gesproken heeft.
Christus’ drievoudige Zoonschap
“De Here heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd“. (vers 8) Hier hebben wij Gods uiteindelijke en laatste verklaring van het Zoonschap van onze Here Jezus Christus. Dit feit is door alle eeuwen heen door de wereld ontkend.
In zijn toespraak tot de Joden in de synagoge te Athene past de apostel Paulus deze woorden toe op de vleeswording van onze Heiland.
“En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat namelijk God dezelfde vervuld heeft aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus verwekt heeft. Gelijk ook geschreven staat in de tweede Psalm: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd“. (Handelingen 13 : 32, 33)
God zelf heeft Jezus verwekt. Dat wordt bevestigd door de woorden, die de engel tot Maria gesproken heeft: “De kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden“. (Lukas 1 : 35) Hierin wordt de profetie van Jesaja vervuld: “Ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en zijn Naam Immanuël heten“. (Jesaja 7 : 14) Het Kind, uit de maagd geboren, is Immanuël, d.i. “God met ons”. Hij is “God geopenbaard in het vlees”. Hij is “niet uit den bloede, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mensen, maar uit God geboren“. (Johannes 1 : 13) Hij was van eeuwigheid Zoon van God, het eeuwige “Woord’, één met de Vader, volmaakt God. Hij had geen begin. “Zijn uitgangen zijn vanouds van de dagen der eeuwigheid“. (Micha 5 : 3) Dus de menselijke geboorte van onze Here beantwoordde volkomen aan wat Hij in Zijn eeuwige Godheid was. Als zodanig was Hij, zoals Johannes Hem noemt, “de Eniggeboren Zoon“, zonder “broederen”. In Zijn menswording is Hij de “Eerstgeborene onder vele broederen“. (Romeinen 8 : 29) De eerste titel sluit evenzeer enige deelgenootschap met anderen uit als de tweede het inhoudt. Vanzelfsprekend is het alleen Zijn menselijke geboorte, waarvan kan worden gezegd: “Heden heb ik U gegenereerd“. Als zodanig is Hij ook de Zoon van David en de Koning in Zion.
Toen God Zijn Zoon opwekte uit de doden, werd Hij “de Eerstgeborene uit de doden” en “Erfgenaam aller dingen“. Merkwaardig is het, dat in dit verband Psalm 2 opnieuw wordt aangehaald en nu in het eerste hoofdstuk van de Hebreeën-brief:
“Hij is zoveel treffelijker geworden dan de engelen, als Hij uitnemender Naam boven hen geërfd heeft. Want tot wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik u gegenereerd? En wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn en Hij zal Mij tot een Zoon zijn”. (Hebreeën 1 : 4, 5)
Voor de ogen van de gehele wereld zal Christus verschijnen om Zijn drievoudig Zoonschap te openbaren: Zijn eeuwige Zoonschap, Zijn Zoonschap in Zijn vleeswording en Zijn Zoonschap in Zijn opstanding. Juist deze drie elementen van Zijn Zoonschap waren de eeuwen door het mikpunt van de aanslagen van de vorst der duisternis en al Zijn vijanden. Welk een heerlijke dag zal het zijn, als alle menselijke ogen Christus zullen aanschouwen in Zijn ware gedaante als Zoon van God en Zoon des mensen. Dan kunnen noch Zijn Persoon noch Zijn werk als Verlosser langer ontkend worden. O, gezegende dag, moge hij spoedig aanbreken. Dan zullen al de Zijnen, die nu nog met Hem lijden en Zijn verwerping delen, met Hem in heerlijkheid openbaar worden. Want dan komt Hij niet alleen, maar “brengt Hij vele zonen tot heerlijkheid“.
De rebellie der volken verbroken
In die dag zal God Zijn Zoon vragen: “Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel en de einden der aarde tot Uw bezitting“. (vers 8) Tot nu toe heeft Hij nog niet geëist. Als echter de dag komt, waarop de Eerstgeborene op deze aarde zal wederkeren, dan zal Hij Zijn koninklijke rechten opeisen. Dan zal de Vader Hem dat Koninkrijk geven, waarover Hij heersen zal op Zijn troon in Zion en dat de einden der aarde zal omvatten.
Hij zal de heidenen en volken, die tegen Hem rebelleren, “verpletteren met een ijzeren scepter“. (vers 9) Hij zal de tegenstand der volken breken met de “scepter Zijner sterkte”. (Psalm 110 : 2) Hij zal de naties “in stukken slaan als een pottenbakkersvat“. (vers 9) Hij zal Overwinnaar zijn over alle verenigde rebellerende krachten der wereld en gekroond worden tot Koning.
Het overblijfsel van Israël door zijn Messias bevrijd
Hij zal ook komen als Messias tot het overblijfsel van Zijn volk Israël, om hen uit de handen van hun vijanden voor eeuwig te bevrijden. Het volk van Israël zal immers in die dagen in uiterste nood verkeren. De eeuwenlange opgekropte woede en haat der volken tegen God, zal in het laatst der dagen tot uitbarsting komen tegen Zijn uitverkoren volk Israël. In deze grote verdrukking zal Israël tot God leren roepen. En gelijk God éénmaal op het geschrei der kinderen Israëls Mozes zond, om hen te bevrijden uit de handen der Egyptenaren, zo zal Hij dan andermaal hun geschrei horen en Zijn Gezalfde – evenals Mozes eens zo smadelijk door hen verworpen – zenden, om hen uit de handen van al hun vijanden te bevrijden.
De profeet Zacharia toont ons duidelijk, hoe middenin de uiterste nood van Jeruzalem, omringd door vijanden en op het punt in hun handen te vallen, “de Here zal uittrekken en Hij zal strijden tegen de heidenen, gelijk ten dage des strijds – … En Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg” – welk een bekende plaats! – “en de Here, mijn God, zal komen en al de heiligen met U”. (Zacharia 14 : 3-5)
Dan zal Hij Zich als Gods Gezalfde zetten op de troon van Zijn Vader David en Zijn Koninkrijk bevestigen met recht en gerechtigheid. Maar Zijn heerschappij zal niet beperkt blijven tot het volk van Israël, want “de grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn”. (Jesaja 9) Hij zal heersen “van zee tot aan zee en van de grote rivier tot aan de einden der aarde”. (Zacharia 9 : 10)
Christus’ heerschappij over hemel en aarde
Maar dit alles betreft nog alleen maar Zijn heerschappij op aarde. Als “Erfgenaam aller dingen” behoren de hemelen Hem eveneens toe. Hem is gegeven “alle macht in hemel en op aarde“. O, welk een toekomst en heerlijkheid wacht onze Here Jezus Christus! En dan te bedenken, dat Hij ons in deze heerlijkheid doet delen! De heerlijkheid, die de Vader Hem gegeven heeft, heeft Hij ons gegeven. (Johannes 17 : 22) Wij zullen met Hem heersen en deel hebben in Zijn eeuwig en onbewegelijk Koninkrijk. Vanuit de hemel roept Hij ons toe – zinspelende op de woorden van Psalm 2:
“Die overwint, Ik zal hem macht geven over de heidenen; en hij zal ze hoeden met een ijzeren staf; zij zullen als pottenbakkersvaten vermorzeld worden; gelijk ook Ik van Mijn Vader ontvangen heb”. (Openbaring 2 : 26, 27)
DEEL IV – HET ADVIES AAN DE KONINGEN DER AARDE
“Nu dan, gij koningen, handelt verstandig: laat u tuchtigen, gij rechters der aarde! Dient de Here met vreze, en verheugt u met beving.
Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden.
Welgelukzalig zijn allen, die in Hem hun betrouwen stellen”. (vers 10, 11, 12)
Wij hebben dus gezien, dat alles afhangt van de wil en het woord van Christus. Als Hij “eist”, zullen alle dingen in Zijn hand gegeven worden en Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten. Maar Hij heeft nog niet geëist. De tijd, waarin wij leven is de tijd van Zijn “Koninkrijk en lijdzaamheid”. Hij heerst, maar op de troon Zijns Vaders; nog niet op Zijn eigen troon, (Openbaring 3 : 21) Zijn menselijke troon. Zijn heiligen kunnen nog niet met Hem heersen, maar zij lijden met Hem in deze wereld. Dat zal ook met de Joodse heiligen het geval zijn, zelfs nadat de heiligen van deze genade-bedeling zijn opgenomen om Hem te ontmoeten. Want wat de aarde betreft kan nog niet worden gezegd, dat “het Koninkrijk geworden is onzes Gods en de macht van Zijn Christus“. Gelijk we gezien hebben, zal de ernstigste tijd van verdrukking en benauwdheid voor de heiligen in Israël plaatshebben vlak voor de tijd, dat Christus zal verschijnen.
Nog heeft de “Gezalfde” des Heren niet “geëist“. Nog zwijgt God! Nog wordt het oordeel uitgesteld. Nog is de genade-tijd niet voorbij!
Een laatste appèl!
Daarom sluit deze profetische Psalm met een zeer ernstig woord van vermaning en waarschuwing aan het adres van de koningen en regeerders der aarde. De Psalmist adviseert de machthebbers in deze wereld: “Handelt verstandig!” (vers 10)
Het zal “verstandig” voor hern zijn, om zich aan God te onderwerpen vóór de grote slag valt! Het is een laatste appèl op het “verstand” van ieder mens, om God te erkennen en Zijn Zoon hulde te bewijzen. Deze ernstige waarschuwing heeft een bijzondere betekenis tijdens de laatste dagen van deze bedeling, als de genadetijd ophoudt en Gods toorn op het punt staat los te barsten vanuit de hemel. Nog is het tijd om zich te wenden tot Christus en de “toekomende toorn” te ontvlieden!
Wel mogen zij, die dit doen zich “verheugen met beving“, gedachtig zijnde aan het grote gevaar, waaraan zij ternauwernood ontkomen zijn. Laten zij als blijk van hun hulde de Zoon, die eens in deze wereld door een kus verraden werd, de kus des vredes en der verzoening geven, opdat zij “niet op de weg zullen vergaan, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden”.
Er is slechts één veilige schuilplaats. Nergens buiten Hem, maar alleen in Hem. “Welgelukzalig zijn allen, die in Hem hun betrouwen stellen“. (vers 12)
Het appèl is tevergeefs
Helaas, wij weten, dat de “koningen” en “rechters der aarde” deze waarschuwing niet ter harte zullen nemen. Zij zullen de lankmoedigheid des Heren niet tot zaligheid achten. (2 Petrus 3)
Onontkoombaar zal het oordeel Gods over de rebellerende naties vallen, zoals wij lezen in vele delen van het profetische Woord. Dan zal o.a. vervuld worden, wat geschreven staat:
“En de koningen der aarde, en de groten, en de rijken, en de oversten, en de machtigen … verborgen zich in de spelonken en steenrotsen der bergen; en zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: Valt op ons en verbergt ons van het aangezicht Desgenen, Die op de troon zit, en van de toorn des Lams. Want de grote dag Zijns toorns is gekomen en wie kan bestaan?” (Openbaring 6 : 15-17)
Als Jezus Christus op aarde is wedergekeerd en gekroond is op de heilige heuvel Zion te Jeruzalem, dan zullen alle koningen der aarde voor Hem moeten verschijnen en alle volken der wereld zullen zich aan Zijn gezag onderwerpen. Want Hij zal de heidenen ontvangen als “Zijn erfdeel” en de einden der aarde als “Zijn bezitting“. Hij zal over hen heersen met een ijzeren staf en elke rebellie ogenblikkelijk neerslaan.
BESLUIT
In vele andere Psalmen worden de zegeningen van het toekomstige Koninkrijk van Christus bezongen. In Psalm 72 vinden wij één van de heerlijkste beschrijvingen van de Messias en Zijn Vrederijk. Wij lezen daar van de komende Koning:
“Zijn Naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is, zal Zijn Naam van kind tot kind worden voortgeplant; … alle heidenen zullen Hem gelukzalig roemen. (vers 17)
Nebukadnezar, Alexander de Grote, Caesar, Napoleon, Hitler, Stalin – ja al deze groten zijn gekomen en gegaan! De meesten hunner zijn reeds lang vergeten. Maar Zijn Naam – de wonderbare Naam van Jezus – zal eeuwig voortduren. De nederige timmerman van Nazareth, de verachte en verguisde Jood, Die door mensen gekruisigd werd, is door God gezalfd en voorbestemd om “Koning der koningen en Here der heren” te worden.
Geen wonder, dat de Psalmist, als hij dit profetisch visioen aanschouwt, in vervoering uitroept: “Amen, ja, amen!” Zo zal het zijn en moge het zo zijn!
De komende wereldcrisis – Bijbelstudie over Psalm 2
De komende wereldcrisis


