Jezus, Uw Naam zij d’ hoogste eer!
Blog v. Stempvoort
0

Jezus, Uw Naam zij d’ hoogste eer!

Jezus, Uw Naam zij d’ hoogste eer! Matthéüs 1 : 21 “Gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.”

Ruim 2600 jaar geleden leefde Jesaja, hij was profeet in het koninkrijk Juda. In zijn dagen was het volk Israël, voor zover zij in Kanaän leefden, verdeeld in twee koninkrijken. Het noordelijke koninkrijk, bestaande uit de tien stammen, werd Israël genoemd. Het zuidelijke koninkrijk, bestaande uit stammen Juda en Benjamin stond bekend onder de naam Juda. Het Joodse volk is in de Bijbel de aanduiding van het volk levend in het zuidelijke koninkrijk, dat van de twee stammen Juda en Benjamin.

Deze splitsing kwam tot stand na het overlijden van de roemruchte koning Salomo. Op latere leeftijd was zijn hart geneigd tot de afgoden van zijn vele vrouwen. Hierom had de Heer het koninkrijk van Israël van hem afgenomen, maar omwille van de belofte van de Heer aan David mocht de zoon van Salomo (en kleinzoon van David), Rehabeam, het deel van Juda houden. (1 Koningen 11:11-13)

De heerschappij van de koningen van Israël kenmerkt zich door afgoderij en allerhande commerciële, culturele en politieke activiteiten. (1 Koningen 16:33, 2 Koningen 16:3) Is de historiografie negatief over het streng religieuze karakter van de Joodse leidslieden, over het koninkrijk Israël is men aanzienlijk positiever. Zij deden tenminste mee met de rest van hun buurvolken en speelden hun rol op het wereldtoneel. Het koninkrijk Juda vertoonde een wat wisselvalliger beeld, sommige koningen dienden de Heer , (1 Koningen 15:11; 1 Koningen 22:43, 2 Koningen 18:3) herstelden de priesterdienst in de Tempel (2 Koningen 12:4-14; 2 Kronieken 19:4-11) en reinigden het land. Anderen lieten zich meeslepen in de afgoderij.

Keer op keer stuurde de Heer profeten, mensen die het volk de weg naar God wezen en hen opriepen zich te bekeren van hun eigen gemaakte Joodse religie of de afgoderij van de buurvolken. (Matthéüs 23:37, Handelingen 7:52) Een van die profeten was Jesaja. Hij trad op in de regeringsperiode van vijf koningen en waarschuwde keer op keer voor de gevolgen van een gebrek aan kennis van het Woord van God, (Jesaja 1:3, 44:18) en hij riep hen op zich te bekeren van hun religie en afgoderij. (Jesaja 30:15) In plaats van religie riep hij op tot geloof.

Het lijkt een ironische gang van zaken. Juist het volk dat door God uitgekozen was om Zijn Woord te bewaren en te verkondigen (Exodus 19:5, 6) wordt keer op keer weer opgeroepen worden om zich niet te vermengen met andere volken en geen andere goden te dienen. (Exodus 20:30, Deuteronomium 5:7, 2 Koningen 17:38) Kortom ze zouden niet bezig zijn met religie, maar geloven in wat de Heer gesproken heeft. Eeuw na eeuw hetzelfde verhaal. In de dagen van Jesaja, is de Heer het zat. Enkele furieuze hoofdstukken lang klaagt de Heer bij monde van Jesaja het Joodse volk, het volk van Efraïm (verzamelnaam voor de 10 stammen van Israël) en de buurvolken aan. Tot in detail worden hun wandaden beschreven. Eén lange aanklacht met de beschrijving van hun religie. Wat Hij het Joodse volk het meest kwalijk neemt is het feit dat ze Zijn Woord vergeten zijn.

De Heer blijft niet bij dit verwijt, Hij belooft dat een maagd zwanger zal worden en een Zoon zal baren en dat God door Hem bij Zijn volk zal wonen (dat is de betekenis van de naam Emanuel). (Jesaja 7:14, Matthéüs 1:23) Hij belooft een volk te sturen dat aan het Joodse volk het Woord van God gaat verkondigen. Een volk waarvan de spraak niet lijkt op de Hebreeuwse of Aramese taal die zij spreken, een taal die hen belachelijk in de oren zal klinken. “Daarom zal Hij door belachelijke lippen, en door een andere tong tot dit volk spreken.” (Jesaja 28:11) Een ander volk, met een andere taal zal het Woord van God verkondigen. Dat lezen we in het Oude Testament, dat geschreven is in het Hebreeuws. In het Nieuwe Testament, geschreven in het Grieks, lezen we vervolgens over de geboorte van de Heere Jezus Christus. Er staat expliciet vermeld dat dit de vervulling is van de belofte aan Jesaja! Zoals gesproken door Petrus: ”Zo zij u allen kennelijk, … dat door den Naam van Jezus Christus, den Nazarener, Dien gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, .. de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.” (Handelingen 4:10-12)

Het betreft dus specifiek de naam Jezus! Geen Jeshua, of welke andere naam dan ook. Jezus! Dat is geen toeval, het is met nadruk een andere dan een Hebreeuwse naam, want het is de vervulling van de profetie van Jesaja. Dit is niet slechts een kwestie van vertaling. We komen ook in het Nieuwe Testament een aantal Hebreeuwse of Aramese termen en namen tegen. (Matthéüs 27:46, Markus 5:41, 15:22, Johannes 1:42, 43, Handelingen 9:36) Toch wordt structureel voor de Zoon van God de Naam Jezus gebruikt. (Matthéüs 1:1, 21, 25, Markus 1:1, Lukas 1:31, Johannes 1:46, 6:42, Romeinen 1:4, 2 Korinthe 1:19, Hebreeën 4:14)

God heeft wel degelijk een Zoon, dit zegt Hij Zelf. Hij wijst Jezus aan en spreekt: “Dit is Mijn geliefde Zoon!”  (Matthéüs 3:17, 17:5, Markus 1:11, 9;7, Lukas 3:22, Lukas 9:35, 2 Petrus 1:17) Wat mensen ook beweren, Jezus Zelf bevestigt het Woord van God en Hij zegt: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven, niemand komt tot de Vader, dan alleen door Mij!” (Johannes 14:6)

Al wie de Naam des Heeren aanroept, die zal zalig worden! Jezus, Uw Naam zij d’ hoogste eer!

Zie het lied 562 uit de bundel van Johannes de Heer.


Jezus, Uw Naam zij d’ hoogste eer!

Jezus, Uw Naam

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *